Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En de kandelaren, vijf [106]aan de rechterhand, en vijf aan de linkerhand, voor [107]de aanspraakplaats, van [108]gesloten goud; en de [109]bloemen, en de lampen, en de snuiters van goud; 106. Dat is, aan de noord- en zuidzijde van het heilige. 107. Zie boven, hfdst.6 vs.5. 108. Zie boven, hfdst.6 vs.20. Van zodanig goud waren deze kandelaars gemaakt, zijnde daarmede niet slechts overtrokken, maar daaruit geheel bestaande, gelijk de kandelaar van Mozes, in welken met zijn toebehoren een talent gouds gegaan is, Ex.25:31,39. 109. Zie van deze drie Ex.25:31,37,38.